13/11/25

Voorstel van decreet: MER-screening overgeheveld naar hogere overheid

Lokale besturen staan voor een dilemma: zij willen investeren in publieke bouwprojecten, maar mogen hun eigen projecten niet meer beoordelen wanneer deze een wezenlijke impact op het milieu hebben. Een nieuw voorstel van decreet wil de impasse nu doorbreken, maar roept tegelijk vragen op over hoe onafhankelijk de beoordeling echt wordt wanneer ze eenvoudigweg verschuift naar een ander politiek niveau. 

Van ‘rechter en partij’ naar meer onafhankelijke beoordeling

In onze eerdere bijdrage wezen we op het fundamentele spanningsveld wanneer lokale besturen hun eigen projecten volledig zelf moesten beoordelen. Het Hof van Justitie (8 mei 2025) en het Grondwettelijk Hof (18 september 2025) bevestigden intussen dat dit strijdig is met het Europees recht: de MER-richtlijn vereist een werkelijk onafhankelijke beoordeling van de milieueffecten, ook in de screeningsfase.

Dat betekende concreet dat gemeenten en provincies geen vergunning meer konden afleveren voor hun eigen projecten waarvoor een project-MER-screening vereist was. Bouwdossiers voor sporthallen, scholen of wegenwerken kwamen daardoor on hold te staan. De Vlaamse overheid gaf tijdelijk de instructie om zulke aanvragen bij de hogere overheid in te dienen, maar die oplossing had geen decretale basis en bood dus geen rechtszekerheid.

Wat wordt voorgesteld?

In het voorstel van decreet worden verschillende pistes aangehaald om uit de impasse te geraken. Een daarvan is het nastreven van meer (werkelijke) onafhankelijkheid bij de omgevingsambtenaar. Dit betekent echter dat deze ambtenaar over eigen middelen en personeel moet beschikken, wat  volgens de indieners van het voorstel onhaalbaar zou zijn. Een andere optie is de oprichting van een onafhankelijk expertisecentrum voor MER-screenings. Alleen komt zo’n centrum er niet van vandaag op morgen, en biedt dit dus geen oplossing op korte termijn.

In het voorstel van decreet opteert men er dan ook voor om de beoordeling van de project-MER-screening over te hevelen naar de hogere overheid. Bij gemeentelijke projecten is dit de provinciale deputatie, en bij provinciale projecten is dit de Vlaamse overheid. Hiermee wordt een rechtsbasis (en bestendiging) gecreëerd voor de tussenoplossing die momenteel wordt toegepast, met die nuance dat de verdere behandeling en beslissing over de vergunning bij de oorspronkelijke overheid blijft.

Met andere woorden: lokale besturen blijven bevoegd om hun eigen vergunning af te leveren, maar de milieueffectscreening wordt voortaan door de hogere overheid beoordeeld. Zo blijft de autonomie van lokale besturen grotendeels behouden, zonder in strijd te komen met het geldende recht.

Overgangsmaatregelen en regularisatie

Het voorstel van decreet voorziet ook in een regeling voor lopende dossiers en voor reeds afgeleverde vergunningen sinds 6 oktober 2022. Dit is de datum van het zogenaamde Wasserij-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, waarin voor het eerst werd geoordeeld dat een omgevingsambtenaar niet onafhankelijk kan beslissen over de MER-screening van een project dat door de eigen gemeente wordt ingediend.

Alle lopende dossiers zullen worden overgedragen aan de (nieuwe) bevoegde overheid, wat de screening betreft. Voor reeds afgeleverde vergunningen sinds 6 oktober 2022 krijgt de Vlaamse regering de bevoegdheid om een regularisatieregeling uit te werken, zodat rechtmatig verleende vergunningen niet dreigen ongeldig te worden verklaard. Zij krijgt daarnaast ook de opdracht om binnen anderhalf jaar te evalueren of deze aanpak werkt en of er structurele oplossingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld via een onafhankelijk expertisecentrum dat screenings uitvoert.

Het voorstel is dus in essentie tijdelijk en pragmatisch: het wil de vergunningverlening voor publieke projecten weer op gang brengen zonder het risico van nieuwe vernietigingen.

Conclusie

Indien het voorstel van decreet in zijn huidige vorm wordt goedgekeurd, zal de project-MER-screening bij projecten van lokale besturen voortaan door de hogere overheid beoordeeld worden. Hoewel dit als een stap in de goede richting kan gezien worden, blijft het wachten op een structurele hervorming dat het systeem duurzaam in lijn brengt met het Europees recht. De aangekondigde evaluatie binnen 18 maanden zal daarbij een belangrijk ijkpunt vormen.

Het voorstel legt immers een dieperliggend probleem bloot: de verwevenheid van politieke en administratieve belangen in publieke bouwdossiers. Door de beoordeling van de milieueffecten eenvoudigweg te verschuiven naar een hoger bestuursniveau, waar dezelfde politieke dynamiek kan spelen, lost men dat fundamentele spanningsveld niet volledig op.

dotted_texture